“Hier ben ik het nou helemaal mee eens!” riep ik toen ik de uitspraak las, “en dat geldt niet alleen voor kinderen!” De uitspraak was: ‘Kinderen moeten leren hóé ze moeten denken, niet wát ze moeten denken.’
Blijkbaar wordt op veel scholen kinderen geleerd wat ze moeten denken en leren ze niet hoe ze het beste kunnen denken. In veel organisaties zag ik hetzelfde…tot voor kort.
Steeds meer organisaties introduceren namelijk het begrip Design Thinking, een denkmethode waarbij de eindgebruiker centraal staat en die erop is gericht om tot nieuwe oplossingen of ideeën te komen. Het is een denkproces waarbij het einde niet vastligt, maar waarbij je erop moet vertrouwen dat het proces zal leiden tot een goed resultaat. In tegenstelling tot het analytische denkproces dat wij gewend zijn, zegt het ons dus niet wát we in elke fase moeten denken, maar stimuleert het ons óm in elke fase te denken.
En dat is maar goed ook, want met leren wát we moeten denken, redden we het in deze tijd simpelweg niet. De ‘oude manier’ leert ons namelijk niet hoe we met veranderingen om moeten gaan. De tijd waarin we leven wordt gekenmerkt door slechts één constante en dat is verandering. Alles verandert continu en in rap tempo. Het laat alles waarvan we tot voor kort zeker waren wankelen. Onze financiële zekerheid is niet meer gegarandeerd, een diploma geeft geen garantie meer op een baan, dat je in je eigen buurt je eigen taal kunt spreken én wordt verstaan, is niet meer vanzelfsprekend en dat je met je kennis en kwaliteiten altijd wel ergens aan de bak kunt, is ook nog niet zo zeker.
Hoe blijf je dan in hemelsnaam overeind als alles zo wankelt? Ik denk dat je twee dingen kunt doen. Het eerste is in contact staan met jezelf. Op het moment dat je jezelf een beetje kent en mag, kun je dat als anker gebruiken bij het nemen van beslissingen. ‘Past dit echt bij me? Word ik hier gelukkig van? Voegt dit iets toe aan de dingen en mensen die ik belangrijk vind in het leven?’ Dit klinkt wellicht heel egoïstisch, maar ik denk dat deze zelfkennis juist nodig is om anderen beter te kunnen dienen. Het zorgt ervoor dat je minder wordt gedreven door angst en twijfel en je je dus juist méér om anderen kunt bekommeren en dingen kunt ontwikkelen waaraan anderen behoefte hebben.
Het tweede is flexibiliteit van geest. Kunnen schakelen in je denken, kunnen zien wat de ene verandering voor gevolgen heeft voor de andere en daarop inspelen, niet vasthouden aan voorspelbaarheid, maar erop vertrouwen dat je inspanningen zullen leiden tot een passende oplossing. Alleen dan kun je van toegevoegde waarde blijven op de arbeidsmarkt. Als wij kinderen op school en mensen in organisaties blijven vertellen wát ze moeten denken en leren, dan ontwikkelen ze deze flexibele geest nooit. Eén ding weten we zeker, wat we ze nu leren, is op een gegeven moment achterhaald, en dat moment komt waarschijnlijk sneller dan we nu denken. Laten we ze helpen om te leren hóe ze kunnen denken!